maandag 1 december 2014

Nieuwe Taken

‘Mannen, mond dicht en luisteren!’
Het geluid van tientallen opgewonden stemmen ebt langzaam weg na de op luide toon door de chef staf geslaakte kreet. De besnorde kolonel maakt front naar zijn baas en meldt op krachtdadige toon: ‘Generaal, de brigadestaf is compleet aanwezig, evenals de vertegenwoordigers van de marine en de luchtmacht, met uw permissie beginnen we met de bevelsuitgifte. Wilt u vooraf nog iets zeggen?’ De bulderstem van de kolonel dringt helemaal door tot achterin de zaal, waar tientallen subalterne en hoofdofficieren in gevechtstenue eerbiedig naar het podium staren.
De generaal zit ogenschijnlijk ontspannen op een gerieflijke stoel op het podium en kijkt met een beschouwende blik door de zaal. Dan, na een paar broze seconden stilte, verheft hij zich. Hij is nog jong voor een opperofficier, een stuk jonger dan de kolonel. Hij geldt als de coming man van de landmacht. Amerikaanse krijgsschool, commandofuncties bij diverse uitzendingen en een master in politicologie. Met zijn volle bos donker haar, gladgeschoren gezicht en licht grijzende slapen heeft de generaal wel wat weg van James Bond. De jonge Sean Connary versie he, niet Roger Moore ofzo.
De generaal laat kennelijk achteloos nog een paar seconde stilte heersen, voor hij op rustige, accentloze toon het woord neemt. In die paar seconden – die een eeuwigheid lijken te duren - glijdt zijn blik over de verzamelde officieren en vrijwel iedereen in de zaal heeft het gevoel dat de generaal even oogcontact met hem of haar zoekt. De spanning is nu te snijden.
‘Mannen en vrouwen van de brigade’ zegt hij. ‘Gewaardeerde collega’s van de andere krijgsmachtdelen. Wij zijn hier vandaag bij elkaar om een van de moeilijkste klussen voor de defensieorganisatie van het jaar te klaren!’
‘U weet allemaal waar het om gaat, u weet allemaal wat er op het spel staat, en  we weten allemaal dat deze operatie ook dit jaar weer niet zonder slachtoffers zal verlopen.’
De generaal richt zich in zijn volle lengte op en loopt met soepele tred over het podium. Hij stopt abrupt bij de rand. ‘Daar buiten wacht de vijand!’ Hij ondersteunt zijn dramatisch uitspraak met een krachtig armgebaar. Zijn gestrekte vingers wijzen priemend in de verte. Hij wacht tot alle ogen op zijn rechterhand zijn gericht. Dan krommen de vingers zich langzaam en vormen een gebalde vuist. Hij slaat die vuist even plotseling als krachtig in zijn ander hand.
‘Wij zullen al onze mensen, al onze uitrusting en al onze ervaring nodig hebben om deze dag tot een goed einde te brengen. En laat voor iedereen duidelijk zijn: dit is een Joint operatie!’  Hij laat opnieuw een dramatische stilte vallen. Dan hervat hij z’n betoog.
‘De collega’s van de marine zullen de landingsvaartuigen tot aan de kade begeleiden met fregatten en onderzeeërs. Ze zijn professionals en hebben dit maanden geoefend. Ik ben ervan overtuigd dat ze iedereen veilig aan land krijgen en de mariniers zullen de landingsvaartuigen met alles wat ze hebben beschermen tot de operatie is afgelopen. De collega’s van de luchtmacht zullen boven zee en boven land met zes Apaches beveiligen. Speciaal voor onze vliegers is een refueling point ingericht door de mensen van de logistiek. Onze heli’s kunnen daar binnen tien minuten brandstof en munitie aan boord nemen en direct daarna weer in de lucht zijn. We zullen ze klok-rond hard nodig hebben. Denk daaraan.
Maar het moeilijkste deel van de operatie zal de ontscheping en daarna de verplaatsing over land zijn. In die fase zijn we kwetsbaar en ik vraag u met klem zich dat goed te realiseren. Onderschat de vijand niet! Onze tegenstanders zijn vastberaden en zullen zonder enige twijfel trachten onze operatie te verstoren. Ze zullen net als in de afgelopen jaren, geen middel onbeproefd laten om ons cordon te doorbreken. Het is de komende uren van het grootste belang dat elke soldaat zijn opdracht kent maar ook dat elke soldaat van de Taskforce mijn intenties met deze operatie begrijpt. En bedenk goed… ik weet dat u er alles aan zult doen om uw mensen bij elkaar te houden, maar de ervaring van de afgelopen jaren leert ons dat we niet moeten uitsluiten dat delen van onze strijdmacht geïsoleerd raken en dat hackers er ook dit jaar weer in slagen onze verbindingen en computers te storen. Houd rekening met het ergste!
Iedere compagnie en ieder peloton zal zelfstandig in staat moeten zijn het gevecht met beide vijandelijke groeperingen aan te gaan en deze – zonder aanziens des persoons – buiten gevecht te stellen. Ongeacht uw eigen gevoelens in deze zaak…’
De generaal laat weer een lange stilte vallen. Je kunt nu echt een speld horen vallen. Zijn blik glijdt weer door de zaal en hij kijkt stuk voor stuk naar zijn ondercommandanten. In Afghanistan en Irak geharde veteranen. Hij lijkt de vastberadenheid in hun ogen te peilen. Hij hervat: ‘Special Forces zullen de Sint van dichtbij beveiligen. Alle Pieten zijn dit jaar speciaal door het KCT getraind. Iedereen draagt kogelwerende vesten en in alle zakken zit, naast pepernoten, reservemunitie voor het geval u zonder komt te zitten. Volgens de inlichtingendiensten zullen de tegenstanders van Zwarte Piet direct na de landing proberen om de Sint als reactionair racistisch symbool te ontvoeren of te doden. De tegenstanders van de Gekleurde Pieten zullen hoogstwaarschijnlijk proberen de Bushmaster, waar we de sint in vervoeren, met een IED tot stoppen te brengen. Overste…’ Hij kijkt nu indringend naar de commandant van het geniebataljon. ‘Uw mannen weten wat hen te doen staat.’ De generaal slaat plotseling met vlakke hand op de tafel. De klap dreunde door de zaal als de inslag van een tankgranaat. ‘Ik duld geen onderscheid! Zowel de Zwarte als de Gekleurde Pieten dienen door ons met dezelfde toewijding te worden beveiligd’
Niemand in de zaal twijfelt nog: wat daarbuiten gaat gebeuren is serious business. Met een wijds armgebaar brengt de generaal alle aandacht weer bij zichzelf.
‘Mannen en vrouwen van Taskforce Sinterklaas, het geluk van miljoenen kinderen en hun ouders ligt in uw hand! Ik kan u voor de komende dagen niets anders beloven dan bloed, zweet en tranen, maar ik weet dat u deze offers kunt en wilt brengen voor de rijke culturele tradities van ons vaderland.’
En na aan laatste vastberaden blik door de ruimte: ‘ons motto voor dit jaar: Laat het kinderfeest beginnen!’
Uit de zaal stijgt een klaterend applaus op.
‘Kolonel, u kunt nu met de bevelsuitgifte beginnen!’
(uit Militaire Spectator Jaargang 183 nummer 11-2014)

vrijdag 25 april 2014

200 Jaar

De landmacht heeft een lange traditie, waarbij - met name in de vorige eeuw - de gevechtsvorm van het vertragend gevecht domineerde. Hoe heeft al dat vertragen de jonge officieren van toen mentaal gevormd? De subalterne officieren van toen zijn immers de generaals van nu. Een parallel tussen het vertragend gevechten van toen en strijd tegen de bezuinigen van nu, is mij eigenlijk pas de laatste jaren opgevallen.

Voor ik die vraag beantwoord even wat achtergrond over het vertragend gevecht voor de collegas van Marine en Luchtmacht  die altijd een beetje moeten lachen om de landmacht met zijn traditie van tweehonderd jaar handleidingen en voorschriften.

Het vertragend gevecht is een gevechtsvorm waarbij onder vijandelijke druk terrein wordt prijsgegeven, om tijd te winnen. Tegelijk proberen we de vijand zo veel mogelijk verliezen toe te brengen en niet gebonden te raken. Zoals sommigen zich nog herinneren uit de goede oude tijd, was de bedoeling dat we de Russen en hun vrienden, die in grote aantallen oost van het Elbeseite-kanaal bivakkeerden, zouden ophouden tot de Amerikanen en andere bondgenoten ons een handje kwamen helpen. Daartoe werden verdedigingsstroken ingericht die de vijand moesten dwingen tot tijdrovend ontplooid optreden. Als de geachte opponent dan ter vermeestering van onze posities, ontplooid ten aanval trok, probeerden we hem zoveel mogelijk schade toe te brengen gebruik maken van vooral lange dracht systemen (tank, anti-tank en krombaan). Als de vijand tenslotte met zware verliezen tot vlak bij onze opstellingen zou zijn gekomen, trokken wij ons, onder bescherming van dekkingsvuur en artillerie, als de wiedeweerga terug naar een nieuwe verdedigingsstrook die een aantal kilometers verder naar achteren was gelegen. Daar proberen we het spel dan te herhalen. In theorie zou de vijand zo zwaardere verliezen lijden dan wij en zouden we ruimteruilen voor tijd. Die tijd was nodig om onze Amerikaanse bondgenoten in te vliegen. Als die er eenmaal waren, zouden we samen het initiatief hernemen en de door ons deskundig verzwakte vijand stoppen en verslaan. Onze tegenaanval zou, volgens een optimistisch scenario, dan tot het herwinnen van het verloren terrein leiden en zo konden we de West-Duitse grenzen en de wereldvrede herstellen. Aldus in een notendop de NATO Koude Oorlog doctrine.

In Nederland hoopten wij natuurlijk allemaal vurig dat dit omkeermoment  in de strijd zich zou voordoen voordat de oprukkende Sovjets de Nederlandse grens hadden bereikt. We zijn er gelukkig nooit achter gekomen of dat een realistische wens was. Kind van de rekening bij deze tactiek waren natuurlijk onze oosterburen geworden, in wier achtertuin nogal wat schade zou zijn ontstaan als wij, samen met onze geachte opponent, al rollebollend met tienduizenden pantservoertuigen eerst van oost naar west en daarna in omgekeerde richting, door het land zouden trekken. Gelet op de Duitse historie, vonden de meeste Nederlanders dat in de vorige eeuw heel acceptabel. Tot zover deze militair-historische opfrisser.

Als we de taak-middelen discussie sinds de val van de muur volgen, dan zien we eigenlijk dat onze huidige generatie generaals (groot geworden met het vertragend gevecht)  nog steeds teruggrijpt op dezelfde tactiek. Vervang ruimte door budget en klaar is de vergelijking.

Dat gaat ongeveer als volgt: politici openen op gezette tijden de aanval op de defensiebegroting. Generaals putten zich uit in tal van argumenten waaruit moet blijken dat nieuwe bezuinigingen echt onmogelijk zijn. Het legerkorps is onmisbaar, de divisie is onmisbaar, de tank is onmisbaar! Het land is in gevaar, er is geen vet meer op de botten, de bodem is bereikt! Maar als de politici hun aanval op volle sterkte ontplooien, trekken onze generaals hun krachtige bezwaren - natuurlijk alleen achter gesloten deuren geventileerd - in en maakt de  legerleiding op het laatste moment een acrobatische draai. Vervolgens trekken we ons een paar honderd miljoen euro terug, om ons daar in een nieuwe verdedigingslinie in te graven. Nieuwe veiligheidsanalyses, nieuwe absolute minima en nieuwe defensiestructuren komen in zicht. Een bij de huidige tijd (en budgetten) passende, kleinere, maar altijd weer moderne(re) krijgsmacht, is wat ons steevast in het vooruitzicht wordt gesteld. Prachtige vergezichten worden door de bewindslieden geschetst, waar steevast tegenover forse bezuinigingen ook (kleine) beleidsintensiveringen worden  gepresenteerd. Maar een paar jaar later is deze nieuwe weerstandsstrook in de vorm van een moderne, betaalbare en toekomstvaste krijgsmacht plotseling opnieuw onbetaalbaar geworden en doelwit van het hernieuwde bezuinigingen. Het keiharde spel herhaald zich dan opnieuw. Want, net als in het verleden met de schier onuitputtelijke Warschaupact divisies, hergroepeert het bezuinigingsspook naar iedere aanval, en hervat zijn opmars korte tijd later met nieuwe energie.

En de hulp van bondgenoten? Daar begint de vergelijking mank te gaan. Recentelijk wierpen een paar kleine oppositiepartijen zich, koesterend in het licht van hun meerderheid in de Eerste Kamer, even op als de langverwachte bondgenoten. Een klein succesje, maar zeker geen herstel van verloren terrein zoals de doctrine ons dat beloofde. Een stapje minder terug, dat wel. De realiteit is dat er verder weinig bondgenoten in beeld zijn. De vraag is dan onvermijdelijk: hoeveel geld valt er nog te ruilen voor tijd?

Ik schat nog twee miljard. Dan staan er op de defensiebegroting alleen nog pensioenen en wachtgelden (van al het afgevloeide personeel) en nog wat klein, maatschappelijk handige en onvermijdelijk spullen. De marechaussee, de saluutbatterij, wat schepen voor vlagvertoon, wat transportvliegtuigen en helikopters, de explosieven opruimingsdienst en wat handige speeltjes waar politie en samenleving met het oog op de binnenlandse veiligheid nog een beetje brood in zien. Oh ja, en wat genie, wat drones een paar duizend reservisten. Een functioneel operetteleger.

Geen leuk vooruitzicht, maar op termijn de harde realiteit. Terugkijkend op de afgelopen twintig jaar, is tweehonderd jaar ervaring in het voeren van het vertragend gevecht onze generaals dus toch goed van pas gekomen. Maar het zal naar het zich laat aanzien de krijgsmacht uiteindelijk niet redden. Het punt waarop de defensieorganisatie als gevechtsmacht zal zijn ontmanteld, is door deze historische vaardigheid van onze generaals wel met enige tientallen jaren naar achteren verschoven maar, niet meer dan dat.

Oh ja, er is natuurlijk nog een verschil met het scenario van het vertragend gevecht. Er vallen gelukkig geen slachtoffers. Althans geen doden en gewonden. Hoe we de militairen en burgers noemen die de komende jaren door alle bezuinigingen hun werk gaan verliezen zegt u het maar. Collateral damage? En tenslotte de hamvraag, hoe loopt het af met het kleine, schatrijke landje dat anderen graag de maat neem vanaf de overvolle bagagedrager van supermacht Amerika? Een lekker vet hapje voor de poes als we er ooit afvallen? Of zal er zich de komende  200 jaren nog een deus ex Magina voordoen? Wat denkt u?

Gepubliceerd in Militaire Spectator Jaargang 183 nummer 4, april 2014.

Frans Matser

zaterdag 22 maart 2014

Diversiteit

Diversiteit [1]

Er wordt zachtjes geklopt en de deur van zijn werkkamer gaat aarzelend open.  ‘Generaal, of u even bij de minister wilt komen. Spoedje.’ Zegt zijn managementassistente.
‘Waar gaat het over?’
‘Diversiteitenbeleid.’ En ze kijkt hem aan of dan alles duidelijk moet zijn. ‘Hoezo, wat is daarmee?’
‘Ik begrijp van de secretaresse van de minister dat ze een ambassadeur zoeken voor diversiteit bij defensie. En de keus is op u gevallen.’ Ze kijkt zorgvuldig neutraal.
Ambassadeur voor diversiteit! Ja, dat kon er ook nog wel bij. Het enige dat hij van het onderwerp weet, was dat diversiteit een ambtelijk eufemisme is voor  beleid met betrekking tot allochtonen, homo- en bi-sexuelen en zo. Merkwaardige gewoonte: als er een politiek probleem is, verzinnen we er onmiddellijk een mooi woord voor en gooien we er een ambassadeur op generaalsniveau tegenaan.  Vrouwen, ongewenst gedrag, reorganisaties en nu dus diversiteit. Of hij het al niet druk genoeg heeft. Al die vergaderingen, al die werkbezoeken en al die kransleggingen. En dan de sociale en representatie activiteiten waar de krijgsmacht ook zo nodig door een generaal vertegenwoordigd moest worden. Meestal in het weekend en de avonduren. Zijn vrouw vindt het al lang zo leuk niet meer. En omdat het aantal generaals steeds verder afneemt, wordt het alleen maar erger!

In zijn computer opent hij de agenda van de minister. Ze is nu in gesprek met de CDS. Dat duurt nog een kwartiertje en dan is er een half uurtjes ruimte. Hij heeft dus nog tien minuten om zich voor te bereiden. Meer dan genoeg voor een geroutineerd opperofficier.
‘Zeg maar tegen de minister dat ik eraan kom. Over tien minuten.’ De deur wordt gesloten. Snel pakt hij de telefoon en belt met de chef kabinet.
‘Wat wil de minister precies… aha …  paar keer per jaar een vergadering… ambassadeurs bij alle vier de krijgsmachtdelen… een klankbordgroep van de werkvloer… een themadag … misschien een symposium…  en natuurlijk een jaarverslag voor de Kamer. Ok… ja jij ook, dank je wel.’ Hij legt de hoorn op haak.
Klusje van dertien in een dozijn. Dat symposium kan hij uitbesteden aan een van de krijgsmachtdelen. De vergadering kan zijn HOT voorbereiden. En die klankbordgroep kan Communicatie wel opzetten. Oproepje in de Defensiekrant en klaar is Kees. Voor dat jaarverslag had hij nog wel een gebrevetteerde overste in zijn staf. Die heeft het weliswaar al heel erg druk, maar ja zo gaat dat nu eenmaal als je verder wilt komen. Defensieonderdelen om een rapportage vragen en dan een voorwoord en een samenvatting en klaar. Misschien nog een externe deskundige voor een adviesje inhuren.  Wel een betrouwbare uitzoeken. Want anders schreef zo’n zelfbenoemde ‘expert’ weer dat er niets van deugde en dan had je de poppen aan het dansen. Zit de minister ook niet op te wachten.
 Daar had de minister vast zelf wel een idee over. Een politiek vriendje of iemand van het wetenschappelijk bureau van haar partij. Had die ook weer een leuk betaald klusje. Nou, hij had de boel wel voldoende geanalyseerd. Al weer bijna tien minuten van zijn kostbare tijd om. En hij had nog zoveel te doen vandaag. Hij had zich nog zo voorgenomen om een uurtje te gaan sporten, maar er zou wel weer niets van terecht komen. Nu eerst maar naar de minister. Pen en papier lijkt hem niet nodig. Hij had de zaak al wel klemvast. Alleen die vraag over die adviseur niet vergeten.

De minister zit achter haar bureau  en kijkt moedeloos naar een stapels dossiers. De CDS was in geen velden of wegen te bekennen. Was vandaag snel klaar geweest. De minister nodigt hem met een gebaar uit te gaan zitten.
Ze steekt voortvarend  van wal: Politieke aandacht, belangrijk thema, borgen in de organisatie. Over twee weken een Kamerdebat. Hij luisterde maar met een half oor en tuurt ondertussen voorzichtig op het bureau, waar dossiers liggen met geeltjes erop geplakt. Altijd handig om te weten wat de minister ergens van vindt. Nu even opletten. Ze sluit af: ‘Fijn dat u deze uitdaging wilt oppakken generaal. Volgens mij bent u de juiste man. Ik heb er veel vertrouwen in.’ Zegt ze op bemoedigende toon. ‘U gaat er wat moois van maken?’
‘Natuurlijk. Maakt u zich geen zorgen. Volgende week ligt er een nota in het Departementaal Beraad met de details en dan is het snel rond.’ Extra klusje voor zijn overste, noteert hij in z’n geheugen.
‘Dan heb ik nog een klein verzoek generaal.’ De minister kijkt hem aan met een stralende en warme glimlach. Er gaat in zijn achterhoofd onmiddellijk een belletje rinkelen. Dit is linke soep. Als de minister zo vriendelijk lacht, hangt er wat boven je hoofd.
‘Volgende week is in Amsterdam de Gay Pride. U weet ongetwijfeld wat dat is. Het lijkt me goed dat we als defensie een gebaar maken en dit jaar meevaren met een boot.  Daar kunnen dan onze homo- en bi-sexuele collega’s in uniform op meevaren en de wereld laten zien dat wij daar bij defensie open en ondersteunend over zijn.’
‘Dat lijkt me een uitstekend idee Excellentie.’ Zegt hij zonder veel enthousiasme.  ‘Ik zal aanwijzingen geven dat iemand zich daarom bekommerd.’ Hij wil aanstalten maken om op te staan, maar de minister gebaart dat hij nog even moet blijven zitten. De alarmbel in zijn achterhoofd krijgt gezelschap van een blauw zwaailicht.
‘Dat is mooi, maar ik wil graag dat u persoonlijk op die boot staat. Als nieuwe Ambassadeur van onze organisatie. In Uniform. Met decoraties. Een mooie kleurenfoto  daarvan, op de voorpagina van de kranten, lijkt me heel ondersteunend als ik over 14 dagen met de Kamer over dit onderwerp debatteer. Om duidelijk te maken hoe serieus het ons is!’
‘Excellentie, ik weet niet of dat zo’n goed plan is. Ik bedoel… iedereen die daar staat is toch homoseksueel of lesbies of zo. Misschien moet u dan toch iemand anders vragen. Ik ken nog wel een hele capabele homoseksuele kolonel’
‘Generaal, als u en u collega’s dit onderwerp 30 jaar terug wat serieuzer hadden genomen, dan had ik nu geen heteroseksuele  blanke mannelijke generaal moeten vragen om dit klusje te doen…  toch?’ Ze glimlacht en hij weet niet of het leedvermaak of medeleven is wat in haar ogen blinkt.
‘Dus u ziet, er zit niets anders op generaal. Dank u wel voor uw tijd. Veel succes. Ik wacht met spanning op de foto’s.’

En voor hij het weet  staat hij weer buiten. Verdorie. Is hij nog vergeten om de minister een naam van een goede adviseur te vragen. Die kan hij nu zelf wel gebruiken! Waar praat je in godsnaam vier uur lang over op een boot met dit soort mensen? Hij vreest het ergste. Met grote stappen beent hij naar het bureau van zijn overste.

[1] Het tijdstip waarin dit fictieve verhaal speelt, kan in de toekomst en in het verleden liggen. De auteur wil benadrukken dat alle hoofdpersonen geheel aan zijn fantasie zijn ontsprongen evenals de dialogen en  de ‘gedachte’ van de generaal, die overigens ook een admiraal had kunnen zijn.

Frans Matser

Gepubliceerd in Militaire Spectator Jaargang 183 nr 3, maart 2014.

vrijdag 14 maart 2014

EU maatregelen tegen Poetin!


Russische troepen zijn de afgelopen weken de Krim binnen gevallen. Het zal duidelijk zijn dat Europa dit niet over haar kant kan laten gaan. Uit betrouwbare bron (via een vriend van een neef van de schoonmaakster van een Europarlementariër) heb ik vernomen dat Europa, na langdurig diplomatiek beraad op het scherpst van de snede, eindelijk unaniem bevallen is van een stevig pakket aan maatregel. Het gaat daarbij om vergaande sancties tegen Rusland, sancties die Poetin ongetwijfeld op de knieën zullen krijgen. U moet dan denken aan pittige maatregelen op het gebied van gasleveringen, extra belastingen op Russische goederen, reisbeperkingen voor Rijke Russen en beperkingen van voedselexport naar Rusland. Alles bij elkaar een zeer krachtig signaal.

Hoewel de onderhandelingen nog niet helemaal afgerond zijn en ik dus nog geen inzicht heb in het definitieve pakket, zal ik hier in de beslotenheid van internet vast een tipje van de sluier lichten. De Fransen hebben besloten de export van stokbroden naar Rusland per direct met 10% te reduceren. De verwachting is dat de Russen hierdoor flink in de problemen komen bij hun staatbanketten. De Belgen zullen de bestaande kortingsregelingen voor Russen op de prijs van Brusselse 5 (*****) en 6 (******) sterren hotels tijdelijk bevriezen. Menig Russische oligarch zal daardoor heel wat dieper in zijn buidel moeten tasten bij zijn bezoek aan de officieuze hoofdstad van de EU.
De Engelse luchtvaartmaatschappijen nemen ook hun verantwoordelijkheid. Ze zullen voortaan aan alle eerste klasse passagiers vanuit Moskou geen toetjes meer verstrekken bij de maaltijden. “Zo’n maatregel treft vooral de welvarende klasse waar Poetin op steunt” aldus de volgens geruchten zeer tevreden Britse Premier Cameron.

Het meest ver gaan zonder twijfel de Duitsers. Angela Merkel zal, naar het zich laat aanzien, een voorstel in het Duitse parlement indienen om in de loop van 2015 op de verkoop van alle boeken van Russische schrijvers een  “Krim-belasting” te heffen van 5%. De opbrengst zal geheel ten goede komen aan de Oekraïens gemeenschap in Duitsland. En zelfs de anders zo terughoudende Luxenburgers staan dit keer te trappelen om mee te doen. Ze zullen aan automobilisten met een Russisch kenteken geen spaarzegeltjes meer geven bij de populaire tankstations langs de snelwegen. Een zware slag voor deze fervente spaarders.
Tenslotte gaat het gerucht dat ook Nederland een stevige duit in het zakje zal doen. Premier Rutte heeft, volgens onbevestigde bronnen, besloten aan het Russische aardgas een geurstof toe te laten voegende. Zo kan iedereen in ons land ruiken dat er aan de Russische politiek een luchtje zit.

Ok, u werpt tegen dat dit slechts geruchten zijn. Dat de uiteindelijke strafmaatregelen misschien wat soepeler uitvallen als de hierboven beschreven stevige taal. Maar dan gaat het toch om de intentie. Onze wil en onze bereidheid om wereldwijd in te staan voor het handhaven van de internationale rechtsorde en de veiligheid van elkaars grenzen in Europa. En met die insteek zullen de Oekraïners vast heel erg blij zijn.


Fr@ns M@tser

dinsdag 11 maart 2014

NATO’s Article 5: selling dangerous illusions.

Tuesday 11th of March 2014


When 12 countries signed the Washington Treaty back in 1949, article 5 was the cornerstone of the newborn alliance. Article 5 stated:

“The Parties agree that an armed attack against one or more of them in Europe or North America shall be considered an attack against them all and consequently they agree that, if such an armed attack occurs, each of them, in exercise of the right of individual or collective self-defense recognized by Article 51 of the Charter of the United Nations, will assist the Party or Parties so attacked by taking forthwith, individually and in concert with the other Parties, such action as it deems necessary, including the use of armed force, to restore and maintain the security of the North Atlantic area.”

Although Article 5 made very clear that the American Congress did not agree to an unconditional declaration of war in case of an attack in Europe, the European allies got what they wanted from the treaty, which was article 5 in combination with a large deployment of American soldiers in Europe. This large presence of GI’s in combination with the type of war we expected in Europe in those days (massive attacks with thousands of tanks, guns and planes), made it absolutely clear that any military attack on European soil, would bring the United States of America into the war. The credibility of article 5 was high and it prevented the Soviet Union for 50 years from taking military actions against Western Europe. In the so-called “Cold War”, we saw as a result of this limitation, that military confrontation between the two global ideologies, communism and capitalism, took place elsewhere in the world, but not in Europe.

Change
Article 5 as the cornerstone of the treaty kept well in place until the 1990’s, when the Iron Curtain came down and the Soviet Union collapsed. The Warsaw pact divisions never marched in our direction… they just faded away. Although in every NATO summit since, the importance of article 5 was reconfirmed, the fact that the American troops left Europe (especially Germany) made article 5 go back to what is actually was in the first place: a rather vague political promise on paper.

Something else happened simultaneously. Former Warsaw Pact counties left the pact and joined the free world. The border of the Russian sphere of influence moved 1000 kilometres east, along the borders of countries like: Poland, Estonia, Latvia, Hungary and Rumania, and far away from countries like the Netherlands, Belgium, Italy, France, Germany and Denmark. The result of this was that the perception of the level of external threat in a lot of NATO countries reduced to close to zero. And very fast not only the Americans but also: British, Dutch, Belgian, Italian and French troops – once deployed shoulder to shoulder along the Alliances eastern border – were withdrawn to their home countries and often shortly thereafter disbanded.

Old and New
NATO reached out to the new democracies in Central and Eastern Europe and offered them membership of NATO under certain conditions. Most of the new countries grabbed the opportunity with both hands, for some at great cost. Becoming a member of NATO, they believed, was the insurance that the freedom in central and eastern Europe - which came to many as a surprise - would not be a temporary softening of the Russian sphere of influence, like the temporary changes in the political climate in Hungary in 1956 and Czechoslovakia in 1968. To those new NATO members, article 5 still was the cornerstone of the alliance and to them this article looked hard and reliable. After all: it had prevented the Russians 50 years from the use military of force against Western Europe.

But reliability is always the multiplication of the “will” and the “capability” to fight. The new NATO countries did not notice, that article 5 without the massive deployment of troops along the alliances border (capabilities) results in article 5 being an empty shell. The texts of article 5 offered every opportunity to the countries to limit their reaction to a military attack on a new member to “other than military means”, with could be close to nothing. And also the will was decreasing. During the cold war economic ties between NATO and Warsaw Pact countries were very limited because of the travel and trade restrictions between the blocs. Western European countries at that time were free to take a firm stand. It is a fact that meanwhile most Western European countries have strong economic ties with Russia.

This resulted in Europe in two sorts of NATO countries: Old Nations (relatively rich and safe) and the New Nations (relatively poor and unsafe). This brought about a situation where almost all countries in Europe reduced their defence spending rapidly. The old nations felt no threat; the new nations (busy to transform their battered economies from the communist to the capitalist system) could not afford to invest lots of money in military hardware. The attempts of NATO to transform the armed forces of old and new countries alike were therefore in most European countries excuses for major reductions in military capabilities.

The result of all these developments: almost all European NATO countries strongly reduced their defence spending, almost none keeping up with the promised 2 % of GDP. Furthermore, soldiers from USA and other old NATO countries were not longer deployed along the new border of the alliance. On top of that, most old NATO nations are nowadays heavily dependant on Russian gas and oil and their politicians showed very little appetite for sending soldiers into violent conflicts far away from their borders. All these developments reduced the deterrence of article 5 against possible - especially Russian - aggression to close to zero.

Sleep
The geo-political developments of the 1990-ies lulled the new (and the old) NATO countries into a deep sleep, in which “threat to territorial integrity” seemed something of a past era. A confused and weakened Russia seemed willing to cooperate with its former opponents and nobody noticed the fact that the meaning of article 5 to the new members diverged more and more from the psychological state of mind and shrinking military capabilities of the old NATO members. The fact that NATO got more and more involved in out-of-area conflicts (Iraq, Bosnia, Kosovo, Afghanistan) and after 2001 the Global War on Terror, strengthened this false sense of security within the Alliance of territorial safety.
So until very recently the situation was very clear: whereas the new NATO countries felt safe and secure within their borders as a member of NATO protected by article 5, all conditions necessary for the execution of military action in the case of an article 5 violation of the territorial integrity on European soil (of the new members) had disappeared.

Awakening
After the Georgian crisis of august 2008 the new NATO countries got their first wake up call. Russia showed that under Putin it had taken a new security course with the aim to recover its lost “sphere of influence”. And Putin showed that he did not hesitate to use force and was even willing to ignore the principles of international law to achieve this goal. Slowly new NATO members that are part of this sphere of influence start to realize that a military reaction from NATO to some kind of limited Russian aggression on European soil is nowadays highly unlikely. Article 5 in combination with the absence of deployed troops from old states along their borders and strengthened by an economical dependency of old states on Russian gas and oil, would make a decision within NATO to stand their ground with military force during an attack unthinkable. What happens at the moment in Ukraine is the next step in the restoration of the Russian sphere of influence. And more will follow. Some people argue that being a member of NATO would help countries like Georgia and Ukraine to keep the Russian Bear out. I strongly doubt this!

Let’s face the facts. Article 5 gives the old states – being far away from the endangered areas - more than enough room to do next to nothing in case of such an attack, especially if this would be a limited one. I strongly doubt that something different would happen if a similar small military operation would take place in NATO member states like Estonia or Latvia. Therefore my conclusion is that in the present situation article 5 to the new NATO partners is not a very credible security of their borders. Old NATO states are very unlikely to spill blood for new members.  Sometimes it takes a few crises like Georgia and Ukraine to realize this to the full. So it might be time to rethink article 5. Without deployed troops from the old Nations in the new border nations, article 5 is worth next to nothing. And getting more and more new nations to join NATO is selling them a very dangerous illusion.



Fr@ns M@tser